De scholekster. Vroeger zag je ze vooral aan de kust en op akkers en graslanden, maar nu is deze opvallende verschijning met zijn prachtige rode snavel steeds vaker in stedelijk gebied te zien. Het aantal plekken waar ze veilig kunnen broeden, is afgenomen. Veel bijzonders maakt een scholekster niet van het nest: gewoon een kuiltje in het zand. En zo’n kuiltje blijken ze ook prima te kunnen maken op grinddaken. Zo belandden deze vogels steeds vaker op industrieterreinen en andere plekken waar veel platte daken zijn.

Scholekster

Probleem opgelost, zou je denken. Maar de twee tot vier jongen gaan, zodra ze uit het ei zijn, meteen van het nest af. De val van het hoge dak overleven ze meestal nog wel. Maar er liggen in stedelijk gebied natuurlijk nog allerlei andere gevaren op de loer die je op het strand of in een akker niet hebt, zoals regenpijpen waar je in kunt vallen, roofzuchtige katten en straatputten. En waar je op het strand gevaar van mijlenver ziet aankomen, is dat in bebouwd terrein veel moeilijker.

Voedsel vinden lukt in de stad wel goed. En dus zie je in Overijssel steeds vaker scholeksters rondscharrelen in gemeentelijk groen en bermen van wegen, op zoek naar wormen en vliegjes. Een mooi gezicht voor stadsbewoners, maar ook wel een beetje triest. Want al dat aanpassingsvermogen kan de teruggang van de soort helaas niet stoppen. Daarvoor moet het oorspronkelijke leefgebied weer scholekster-vriendelijker worden door minder intensief gebruik, vooral door minder vaak en minder vroeg te maaien.