Uit het promotieonderzoek van sporteconoom Willem de Boer blijkt dat sporten de gezondheidskosten effectiever verlaagt dan bewegen in het algemeen. Beeld ANP 

Wandelen is goed, sporten is beter – ook voor besparing op de zorgkosten, blijkt uit nieuw onderzoek. 

Esther Scholten(externe link) (maart 2022) 

Sporten verlaagt de gezondheidskosten effectiever dan bewegen in het algemeen. Uit onderzoek van sporteconoom Willem de Boer blijkt dat wijken met een 1 procentpunt hoger aandeel sportclubleden jaarlijks per persoon 25 euro lagere zorgkosten hebben. Wijken waar de volwassen bevolking 1 procentpunt meer voldoet aan de beweegrichtlijn besparen 14 euro. “Een verschil van 9 euro is substantieel, gezien de grote aantallen waar het om gaat.” 

Het is een interessante uitkomst, juist omdat het beleid in Nederland vooral gericht is op het in beweging krijgen van mensen. Sporten is veel minder een doel. De Boer: “We komen er steeds meer achter dat bewegen een preventief medicijn is. Maar wat is dan de juiste dosering? Bewegen is zo’n containerbegrip. De een wielrent intensief, de ander loopt een blokje om. Zelfs tuinieren valt eronder. Op die vraag was nog geen duidelijk antwoord.” 

‘Stimuleer groepen aan de onderkant van de samenleving’ 

Zijn onderzoek wijst uit dat de verschillen in sportbeoefening veel meer een verklaring geven voor de gezondheidsverschillen dan de verschillen in beweeggedrag. Iemand met een lage sociaal-economische status leeft in Nederland gemiddeld twintig jaar minder in goede gezondheid dan iemand met een hoge status. Het gezondheidsbeleid zou zich daarom moeten richten op het vergroten van met name de sportdeelname onder groepen aan de onderkant van de samenleving, concludeert De Boer, en minder op hun beweeggedrag of op het stimuleren van al actieve mensen om nog meer te sporten. Donderdag promoveert hij aan de Rijksuniversiteit Groningen. 

De Boer heeft onder andere bekeken wat de gezondheidseffecten zijn van verschillende vormen van beweging. Teamsporters blijken vier jaar later de kleinste kans te hebben op diabetes of obesitas. Een belangrijke verklaring daarvoor zou kunnen zijn dat mensen zich verbonden voelen met hun teamgenoten en club, waardoor ze langer blijven sporten. Plezier vormt een niet te onderschatten motivator. 

“Om de preventieve kracht van sport te benutten, zou ieder kind via bewegingsonderwijs op school goed moeten leren bewegen en er achter moeten komen welke sport bij hem of haar past. Vervolgens zou ieder kind persoonlijk begeleid moeten worden naar een vereniging. Jong geleerd, oud gedaan geldt zeker voor een leven lang sporten.” 

‘Meer sturing nodig van de overheid’ 

De huidige aanpak van de bewegingsarmoede in Nederland is veel te armoedig, stelt De Boer. De docent aan de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen mist een gevoel van urgentie bij de regering. Er is meer sturing van de Rijksoverheid nodig om het probleem effectief en op grote schaal aan te pakken. Buurtsportcoaches doen lokaal goed werk, vindt hij, maar hun successen zijn te incidenteel en bescheiden. “Zij zorgen niet voor de enorme klap die nodig is.” 

Er zijn tal van obstakels, juist voor kwetsbaren. Het sportaanbod verschraalt op wijkniveau, waardoor de afstand tot een vereniging groter wordt. Zeker voor kinderen is dat een drempel. Het Jeugdfonds Sport & Cultuur kan de contributie betalen voor gezinnen met weinig geld, maar uitgerekend zij weten niet altijd de weg daarnaar te vinden. 

Concrete doelen stellen 

Ondertussen is de noodzaak om in te grijpen groter dan ooit. De coronacrisis heeft ervoor gezorgd dat het verschil in sportparticipatie tussen mensen met een hogere en lagere sociaal-economische status is toegenomen. 

“Mijn onderzoek laat zien dat we door investeringen in sport langer en gezonder kunnen leven terwijl de zorgkosten per geleefd jaar naar beneden gaan. Dat is toch een geweldige deal? Daar zou de Rijksoverheid op moeten inzetten. Of dat via een sportwet gebeurt, maakt mij niet uit. Het belangrijkste is concrete doelen stellen over gezondheid en niet alleen over zorg, zoals nu gebeurt.”